zondag 4 juli 2010

Dood

Een hijgende oude man schuifelt de boekhandel in aan de arm van zijn wat louche ogende zoon

Oude man (met reutelende stem, zich aan de toonbank vastklampend): 'he he, even bijkomen'
Zoon: 'rustig aan pa'
Oude man: 'ik ga dood jongen'
Zoon: 'Nu nog niet pa'
Boekverkoper (zoetsappig): 'Dit warme weer is voor u natuurlijk ook geen pretje'
Oude man: 'Ik kan helemaal niks meer meneer, niet lopen of fietsen. Ik kan geeneens meer autorijden'
Zoon: 'Je hebt toch je rijbewijs niet meer pa'
Oude man: 'Voor mij hoeft het zo allemaal niet meer'
Boekhandelaar (blijmoedig): 'En waar kan ik u mee van dienst zijn?'
Zoon: 'Heeft u ook van die grote-letterboeken? Maar dan met echt hele grote letters? Dat leek me wel leuk voor hem, dan heeft ie wat te doen'
Oude man: 'Ik zie toch niks meer jongen'
Zoon (ongeduldig) : 'Grote letters, die kun je wel lezen pa'
Oude man: 'jaja, dat zeg jij'
Boekverkoper (routineus): Ik heb helaas geen grote-letterboeken voorradig, die zou ik speciaal voor u moeten bestellen'
Zoon: 'Nee laat dan maar' (tegen oude man) 'kom, we gaan wel naar de bibiotheek pa'
Oude man (tegen boekverkoper): 'Ik ben net blij dat ik even sta'
Zoon: 'Kom op pa, pak mijn arm nou maar'

De oude man haakt in en samen schuifelen ze de boekhandel weer uit
Oude man: 'Wat is het hier veranderd zeg'
Zoon: 'Ja pa'
Oude man: 'De vorige keer was ik hier nog met je moeder'
Zoon: 'Dat was vijftien jaar geleden pa'
Oude man: 'was ik ook maar dood jongen'